Pleidooi Bert Brunninkhuis 17 oktober 2016

Vragen van een patiënt over de aanpak door de Staat der Nederlanden van de Q-koorts

Edelachtbaar college,

Dank u wel voor de gelegenheid die u mij geeft het woord te mogen voeren. Zeven-en-een-half jaar nadat ik ziek ben geworden heb ik nog steeds veel onbeantwoorde vragen over de wijze waarop de overheid de Q-koortsuitbraak heeft aangepakt. Uit gesprekken met vele lotgenoten blijkt dat ook zij veel vragen hebben. Vragen doorspekt met grote verwondering en vele ongerijmdheden.

Als één van de eisers zal ik hieronder de belangrijkste van die vragen formuleren. Ik doe dat aan de hand van een aantal invalshoeken.

1. De communicatie door de overheid

Tussen de uitbraak in 2007 en december 2009 heeft de overheid mij niets laten weten over de levensbedreigende Q- koortsbacterie Coxiella Burnetii. Ik heb me suf gepeinsd hoe ik het wél had kunnen weten, daarmee de mogelijkheid hebbend om de besmetting te ontlopen en zo te ontsnappen aan de ziekte, die mij nu al zo lang te pakken heeft. Het antwoord heb ik niet gevonden.

De overheid wist wél wat er aan de hand was en kende de gevaren van de bacterie of kón die kennen. De overheid wist de plaatsen van besmetting of kón die weten. De overheid kende de ernst en het gevaar van die situatie – een crisissituatie- en heeft mij willens en wetens daaraan blootgesteld door de informatie achter te houden en mij niet te informeren. Elke mogelijkheid om naar eigen inzicht te handelen, het veelbesproken handelingsperspectief, is mij daardoor ontnomen.

Er waren overal besmette geitenboerderijen, zelfs op enkele kilometers van mijn woonplaats ’s-Hertogenbosch, waar de westenwind de bacteriën in enorme aantallen naar toe heeft geblazen. Ik wist het niet en kon het niet weten, want het was geheim en bleef geheim tot begin december 2009.

De reden voor deze 2 jaar en 9 maanden durende radiostilte in een crisissituatie is verbijsterend en niet te bevatten: de privacy van de geitenboer woog zwaarder dan de gezondheid van mensen. Die afweging is onverantwoord, onbegrijpelijk en onrechtmatig. Zonder precedent ook.

Het resultaat kent u: met vele tienduizenden ben ik besmet geraakt.

Een paar weken later ben ik met spoed in het ziekenhuis opgenomen, heb vervolgens anderhalf jaar moeten revalideren, uiteindelijk mijn baan op moeten geven, in een andere functie nog enkele jaren gewerkt met de nodige intervallen, ben sindsdien nog drie keer in het ziekenhuis opgenomen en ben op dit moment nog steeds ongewis over mijn dagelijkse gezondheid.

Allemaal direct te herleiden tot deze non-communicatie.

Hoe is het mogelijk dat het BAO (Bestuurlijk Afstemmings Overleg) pas op 14 januari 2009 besluit tot een communicatiestrategie? De uitbraak is dan al bijna 2 jaar gaande!

Hoe is het mogelijk dat ik dagelijks hoor over files in Delfzijl, over de noodzaak van ramen en deuren dicht bij een brand in Assendelft, over weercodes geel op Terschelling, dat ik wel alles te horen krijg over stroomstoringen, gevaarlijke stoffen, wateroverlast, gifwolken, het ruimen van bommen waar dan ook in Nederland.

Hoe is het mogelijk dat niemand iets hoort over de gevaarlijke Q-koorts? Waar het gaat om een levensbedreigende bacterie. Met als extra factor, dat deze niet zichtbaar, niet ruikbaar, niet voelbaar, niet hoorbaar is. Dus extra gevaarlijk. En de overheid informeert mij niet! Zodat ik mijzelf niet kan beschermen en doen wat mij goeddunkt?

Terwijl de maatschappelijke onrust hand over hand toenam heeft de overheid geen verontrusting, lees paniek, onder de bevolking willen veroorzaken. En haar onzekerheden in de bestrijding niet tijdig gecommuniceerd, want het ontbrak haar aan handelingsperspectieven, zo zegt het Kabinet in zijn brief op 26 november 2010. Hoezo geen handelingsperspectief? Daarmee geeft het kabinet ongewild, maar vlijmscherp aan hoe het gevangen zat in haar tunnelvisie, in zijn focus op de geiten, vast zat in de eigen eenzijdige beeldvorming, en uit bleef gaan van de eigen eendimensionale aanpak: steeds werd geredeneerd vanuit de boer en de geit en niet vanuit de burger. Want als het in de ogen van de beleidsmakers en de besluiteloze ministers te moeilijk was om de burgers te evacueren, waarom dan de geiten niet weggehaald? Omdenken heet dat.

2. De privacy van de boeren

Als er op dit moment een uitbraak van vogelgriep is, grijpt de overheid, vaak in samenwerking met de boeren, direct in en gaat onmiddellijk en onverbiddelijk over tot ruiming. De privacy van de boer speelt geen enkele rol. De dieren worden geruimd, de schade wordt vergoed. De dieren worden geruimd omdat de vogelgriep erg besmettelijk is, voor dieren wel te verstaan. Het is begrijpelijk dat deze maatregel genomen wordt.

Datzelfde heb ik ervaren bij uitbraken van varkenspest en mond-en-klauwzeer. Drastische maatregelen: ruimingen gepaard gaande met waarschuwingen op borden die zelfs op de stallen gespijkerd werden, voor iedereen zichtbaar. Niks privacy!

Als ik deze maatregelen afzet tegen de aanpak bij de Q- koortsepidemie, waar de gezondheid van burgers ernstig in het geding was en is, en anderhalf jaar lang geen enkele maatregel is genomen, is er bij mij sprake van veel ongeloof. Bij de afweging van de minister om de privacy van de boeren twee jaar en negen maanden, tussen maart 2007 en december 2009, steeds te laten prevaleren boven de gezondheid van de burger is het in mijn ogen volstrekt, maar dan ook volstrekt ondenkbaar dat iemand in redelijkheid tot zo’n beslissing kan komen.

Nog op 18 augustus 2009 zegt minister Verburg in antwoord op Kamervragen, dat ze in het bekendmaken van de locatie van een besmet bedrijf geen toegevoegde waarde ziet voor de bescherming van de volksgezondheid! Terwijl de minister blijkens de brief van het Kabinet van 26 november 2010 krachtens de Wet bescherming persoonsgegevens wél degelijk de mogelijkheid had om de volksgezondheid te laten prevaleren boven de privacy van de boeren. Hoe rijmt dit met haar verklaring -onder ede- dat zij de volksgezondheid steeds voorop had gesteld? Ik geloof er niets van.

In dit beeld past ook dat er binnen de geitensector geen of nauwelijks belangstelling was voor de risico’s van zoönosen. In juni 2006 bleek dat geitenboeren wegkeken van deze risico’s, bang als ze waren voor de nadelige economische gevolgen. En ook later, tijdens de Q-koortsuitbraak in 2007 en later, heeft bij mijn weten geen enkele van de 350 geitenboeren eigener beweging zijn vinger heeft opgestoken en verteld dat er iets raars en gevaarlijks aan de hand was: hun privacy was opeens heilig, niemand mocht iets weten of kreeg te horen waar de besmettingshaarden van Q-koorts zich bevonden. De burger niet, zelfs de GGD kwam daar niet achter. Intussen werden tienduizenden mensen besmet, werden duizenden ziek en vielen de eerste dodelijke slachtoffers.

Zo ontstaat een paradox, waaruit opnieuw blijkt dat het adagium ‘de volksgezondheid voorop’ een lege huls is: bij dierziekten waar de humane gezondheid niet direct in het geding is, wordt overnight geruimd, terwijl bij een dierziekte als de Q- koorts, waar die humane gezondheid wél, en in ernstige mate in het geding is, na de uitbraak 18 maanden lang niet één maatregel wordt genomen, zelfs melding aanvankelijk niet verplicht werd gesteld.

Even terzijde: die meldingsplicht kende Duitsland al in 1962.

Een private organisatie als de GD, de Gezondheidsdienst voor Dieren, in handen van de boeren en bedoeld om voor de boeren essentiële informatie te verzamelen, heeft tussen begin 2007 en eind 2009 met succes een beroep kunnen doen op de privacy van de boeren, terwijl er sprake is van volstrekte crisissituatie. En de verantwoordelijke minister liet dat toe, gaf de vrijheid en overrulede niet, terwijl ze die bevoegdheid had. Hoe rijmt dat met haar verklaring ‘de volksgezondheid voorop?’

De GGD kon en mocht aldus niet beschikken over gegevens uit de veterinaire kolom, om die te leggen naast de gegevens uit de humane kolom. En zo kon de GGD niet nagaan of daaruit enig verband te ontdekken was. De GD kon dat wél. Dit geeft opnieuw aan dat de insteek en focus niet gericht waren op de mensen maar op de geiten. Dat de dieren het vertrekpunt vormden, de gezondheid van de mensen niet.

3. Het level playing field

‘De overheid had de burger onvoldoende op het netvlies gedurende de Q-koortsepidemie’, aldus de Nationale ombudsman in zijn rapport van 2012 (p.20). Dat was al eerder, in 2009, reden voor getroffenen van de uitbraak om Q-uestion op te richten, Stichting voor mensen met Q-koorts, een platform met als doel belangenbehartiging, informatieverstrekking en het organiseren van bijeenkomsten voor lotgenoten. Ook om zo te proberen enig tegenwicht te vormen tegenover de machtige boerenlobby met zijn vele ingangen in Den Haag. In zo’n situatie zou juist de overheid invloed kunnen uitoefenen op dat wel erg ongelijke playing field. Het tegendeel is echter het geval. De overheid heeft de ongelijkheid eerder versterkt. De Nationale ombudsman spreekt van een ‘disbalans’, die dient te worden gecompenseerd (p.21). Een trefzekere beschrijving

Zo zijn aan de geitenboeren na de ruimingen vergoedingen verstrekt, ook voor niet-geruimde geiten en andere zaken. Bedragen van 55 miljoen euro doen de ronde. Onder het motto, dat daar fondsen voor waren en zijn. Maar voor de getroffenen was er niets en is er tot op dit moment niets. Waar de minister een bedrag van 10 miljoen beschikbaar stelde voor begeleiding van slachtoffers en onderzoek, is dat niet meer dan een politiek handige zet en een argument waarop ze steeds terug kan vallen in debatten, maar het is wel erg doorzichtig. Want hoe kan ze zo overtuigen dat ze alle burgers gelijkelijk behandelt!

Dat leidt tot de voor de hand liggende vraag waarom de laedens schadevergoeding krijgt en de gelaedeerde met de volledige schade blijft zitten. Deze gang van zaken, geacht college, raakt mijn rechtsgevoel in de kern, diep in mijn hart.

Verder zijn er vanuit het Haagse vele contacten geweest met en bezoeken afgelegd aan de geitenboeren, maar de patiënten en nabestaanden zijn niet gehoord. Zelfs tijdens de hoorzitting van de Nationale ombudsman in 2012, was er geen enkele toenadering tot de directe slachtoffers door de beide bewindslieden Verburg en Klink.

Ook de Commissie Van Dijk heeft niet één getroffene op welke manier dan ook betrokken bij haar eindoordeel over de kabinetsaanpak.

Nu de kwestie in een impasse verkeert en schikking door de overheid is afgewezen, speelt nog een extra factor: de drempel voor de individuele burger om te gaan procederen, is hoog, maar wordt nog hoger. Dat de Staat nu ook nog met een beroep op verjaring probeert te voorkomen dat hij ter verantwoording wordt geroepen is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, in het bijzonder gezien meerdere pogingen van mijn buurman Michel van den Berg om te komen tot een schikking en zo een juridische procedure te vermijden. De minister heeft die pogingen laten stranden, niet wij. Het beroep op verjaring van de Staat getuigt van een hooghartigheid die niet past bij een rechtstaat als Nederland.

4. De hoorzitting van de Ombudsman

Op de zitting van de Nationale ombudsman in 2012 is sprake geweest van een rechtsgang, die de arrogantie van de overheid tegenover haar burgers treffend demonstreerde.

Burgers, ook ik, werden in het openbaar en onder ede gehoord.

Zo niet de betrokken ambtenaren. Die werden niet in het openbaar, maar achter gesloten deuren gehoord. Alleen dan en onder die voorwaarde, zo bedong het kabinet zouden zij hun verklaringen komen afleggen. De verslagen van de verhoren van mij en anderen werden wel aan de bewindslieden overhandigd, maar omgekeerd niet. Quod licet Iovi, non licet bovi! Oftewel: wat de hoge heren vermogen, is niet toegestaan aan Jan met de pet.

Aldus heeft de overheid wél kennis kunnen nemen van de verklaringen van de burgers, maar omgekeerd hebben de burgers geen informatie gekregen over de verklaringen van de ambtenaren. Heeft de Staat in dit dossier iets te verbergen? Wat daar ook van zij, dit is geen level playing field. Dit is meten met twee maten, misbruik maken van macht en willekeur: ook deze gang van zaken is de Nederlandse rechtsstaat onwaardig.

De verantwoordelijke bewindslieden Verburg en Klink hebben tijdens de zitting beiden onder ede verklaard dat de volksgezondheid bij hun handelen steeds voorop heeft gestaan.

Maar waarom herken ik dat beeld niet en waarom vinden velen met mij dat deze ministers met hun handelen de belangen van de boeren boven de gezondheid van de burgers hebben gesteld? Na de gang van zaken in 2005 en 2006 en de grote uitbraak in voorjaar 2007 is er in het verdere jaar 2007 niet één maatregel ter bescherming van de humane volksgezondheid afgekondigd en duurde het tot oktober 2008 voordat een vrijwillige vaccinatie van geiten plaatsvond met overigens veel te weinig vaccins. Slechts voor 10% van de geiten was een vaccin beschikbaar. En mocht een normaal denkend mens in zo’n situatie dan al snel denken aan een aanvullende maatregel als een fokverbod, niets daarvan! De onmacht en het geklungel gingen gewoon verder net als de vele overleggen met evenzovele aanbevelingen. De enige daadkracht in die overleggen bestond in het plannen van de volgende overleggen. Maatregelen bleven achterwege.

Hoe anders is de aanpak van de Duitse overheid bij uitbraken in Noord Rijnland-Westfalen, grenzend aan Nederland, in 2001. U hoort het goed, in 2001: binnen enkele maanden werd ter bescherming van de bevolking een pakket maatregelen opgelegd aan de boeren en doorgevoerd ,’ …although the current risk of transmission was low, it could not be excluded altogether…. (Eurosurveillance, Volume 5, issue 29, 19 juli 2001). Met de zeven uit voorzorg genomen maatregelen wisten de overheden wél wat hen te doen stond en werden de uitbraken daar snel ingedamd.

Opmerkelijk is ook de uitspraak van minister Verburg tijdens een interview in het FD van juli 2012: zij zegt daarin dat het dieptepunt van haar ministeriële loopbaan geweest is haar besluit om geiten te moeten laten afmaken. Geen woord over de duizenden mensen die ziek geworden zijn, geen woord over de nabestaanden. Een klap in het gezicht van al deze mensen. Ik weet nog precies waar ik was en wat ik heb geroepen toen ik dit las. Ik zal de woorden hier niet herhalen. Maar kon zij treffender dan met deze uitlating laten zien wat zij heeft bedoeld met het vooropstellen van de volksgezondheid?

5. Wat wist de overheid en wat kon de overheid weten?

De Staat geeft steevast aan dat hij heeft gehandeld naar de kennis van het moment. Hij geeft daarmee impliciet aan dat die kennis in feite beperkt was en dat hij niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Dat klinkt niet erg overtuigend.

Over Q-koorts en de implicaties voor mens en dier zijn in de jaren voor de uitbraak in Nederland talloze artikelen geschreven en toen al bestond er een uitgebreide, vrij beschikbare literatuur, ook over uitbraken in diverse landen buiten Nederland.

Daarnaast spreekt een aantal deskundigen, met naam aangehaald in de dagvaarding onder punt 22, de bewering van de overheid tegen. Zij menen, dat over de Q-koorts voldoende bekend was om adequate maatregelen te kunnen nemen en dat de overheid met het argument van onvoldoende kennis het gebrek aan daadkracht tracht te verbloemen.

Verder verbaast het zeer dat het Ministerie van Defensie in het geheel niet in de beleids- en besluitvorming is betrokken. Dit ministerie heeft immers veel internationale lijnen en toegang tot de relevante kennis en expertise in andere landen. Dat geldt vooral de landen die hun militairen uitzenden naar gebieden, waar de Q-koorts bedreigend is voor hun militaire personeel. Benieuwd naar deze expertise en ervaringen heb ik daarom op 8 december 2014 contact opgenomen met het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG), onderdeel van het Ministerie en gevraagd om een gesprek met kolonel Hakkenes, de directeur. Dat verzoek werd om onduidelijke redenen niet ingewilligd.

6. Het unieke karakter van de uitbraak.
In zijn brief van november 2010 wijst het kabinet ook op het unieke karakter van de Q-koortsuitbraak. De duur, maar vooral de omvang van de epidemie wordt daarin zorgvuldig gecultiveerd en lijkt bijna een paradigma te gaan worden.
Krijgt het wijzen op dat unieke karakter, zonder enige nadere onderbouwing, niet iets van een drogreden, waarmee de overheid zich handig in een onaantastbare positie probeert te manoeuvreren om zo elke kritiek te kunnen pareren? Om zo eigen onvermogen op die manier om te toveren in onaantastbaarheid?
Waarom werd de omvang in Nederland zo groot en duurde de uitbraak zo lang? Is de kleinere omvang en kortere duur van uitbraken over de grens niet veeleer te relateren aan adequaat ingrijpen van de overheden daar? En zou de chaotische aanpak van de Nederlandse overheid, die pas eind 2008 resulteerde in een eerste vrijwillige maatregel, niet debet zijn aan het vreselijk uit de hand lopen van de situatie hier en de grote tragedie voor veel mensen?

De overheid heeft tot eind 2008 geen maatregelen genomen in de veronderstelling dat de uitbraak spoedig voorbij zou zijn. Deze benadering, die uitgaat van te lopen risico’s, van de noodzaak van 100% wetenschappelijke bewijsbaarheid en van rigide causaal-verband-redeneringen, staat haaks op de boven beschreven voorzorgsbenadering in Duitsland, waar men het gevaar van overdracht op mensen, hoe klein ook, wilde uitsluiten. En de humane volksgezondheid als uitgangspunt nam.

7. Biologische versus chemische vervuiling

Het is terecht dat de overheid er bij chemische misstanden ‘bovenop zit’. Een gevolg van diverse voorvallen die ook in Nederland hebben plaatsgevonden. Waarom is het verschil met de aanpak van biologische voorvallen zo opvallend? Zijn de gevaren minder, het aantal plaatsen van gevaar kleiner, is de regelgeving minder stringent?

Kijkend naar de chaotische aanpak vanaf 2007 vraag ik me af waarom er geen lessen zijn getrokken uit de aanbevelingen over de aanpak rond dierziekten vier jaar daarvoor. Want het RIVM rapport over de Vogelpest in 2003 is glashelder:

‘De uitvoering van de persoonsbescherming ter preventie van zoönotische risico’s bij dierziekten gebeurt grotendeels onder de regie van LNV, terwijl de advisering over nieuwe risico’s voor de volksgezondheid via de LCI/OMT/BAO structuur onder verantwoordelijkheid van VWS is geregeld. Deze complexe werkwijze bemoeilijkt directe communicatie over nieuwe risico’s. Het is nodig om te komen tot een voor alle partijen heldere taakverdeling met betere regie over uitvoeringsaspecten in alle lagen van de bestrijding. Aangezien het volksgezondheidsrisico’s betreft, ligt het voor de hand dat VWS hier het initiatief toe neemt’.

Met deze aanbeveling van het RIVM hebben Verburg en Klink niets gedaan. Ook zijn zij voorbijgegaan aan de met aanbeveling van de IGZ in 2005, die ook de humane kolom het voortouw wilde geven bij de aanpak van een zoönotische uitbraak.

Beide bewindslieden zijn bij de aanpak van de Q- koortsuitbraak opnieuw in dezelfde valkuil gestapt als hun voorgangers bij de bestrijding in 2003. Het grote verschil met destijds is dat het nu uitloopt in desastreuze gevolgen voor de burgers. U kent de cijfers.

De Commissie van Dijk heeft 6 jaar na het RIVM opnieuw geadviseerd om de humane kolom het voortouw te geven ingeval een zoönose als de Q-koorts zich weer voordoet. En geeft daarmee treffend aan, hoe fout en hardleers beide ministers zijn geweest in hun handelwijze.

Sterker nog: het kabinet kiest er ook in zijn brief van 26 november 2010 niet voor om VWS het voortouw te geven bij de bestrijding van zoönosen. Het draait om de brij heen en wijst op de noodzaak van nauwe samenwerking en de noodzaak van robuuste structuren en een verantwoordelijkheidsverdeling tussen beide ministeries. Ontoelaatbaar en onbegrijpelijk hoe zij daarmee opnieuw de deur wagenwijd open zetten en vragen om nieuwe ellende. Het geloof in regelgeving en structuren is nog steeds groter dan in het aanwijzen van één verantwoordelijke en een goede samenwerking.

Is daarmee de kous af? Neen. Sinds 2012 blijft de overheid in gebreke om in de Omgevingswet gezondheidscriteria op te nemen. Actueel zijn de aanvragen van geitenboeren om stallen uit te mogen breiden. Deze dreigen goedgekeurd te worden zonder dat de gezondheid van omwonenden en andere burgers gewaarborgd is. En dat tegen de achtergrond van stellige verklaringen van deskundigen dat er een volgende zoönose aan zit te komen.

8. De commissie Van Dijk

Zonder de deskundigheid van de Commissie ook maar enigszins in twijfel te trekken maak ik ook hier enkele opmerkingen.

De beide verantwoordelijke bewindslieden hebben de commissie Van Dijk zelf benoemd. Opmerkelijk is dat in hun opdracht aan die commissie het woord ‘burger’ welgeteld één keer voorkomt. Hoe is dat te verklaren dacht ik bij mezelf, na alles wat er voorgevallen is. Lezing van de inleiding van het rapport maakt dat duidelijk. De aanleiding voor de opdracht aan Van Dijk is niet het grote aantal zieke en overleden burgers, maar het besluit van de kabinet om geiten te laten ruimen! Ik herhaal het nog maar eens: Is dat wat Verburg en Klink noemen ‘de volksgezondheid voorop?’ Neen, ook hier waren de geiten de leidende factor!

De commissie werd gevraagd te oordelen over betrokkenheid, besluitvorming en het functioneren van allerlei instanties, die bij de aanpak van de uitbraak betrokken waren.

De commissie heeft in haar wijsheid tientallen personen geïnterviewd, maar blijkens de bijgevoegde lijst geen gesprekken gevoerd met ook maar één patiënt of nabestaande. Dat is onthutsend.

Wél heeft zij gesproken met geitenboeren, vertegenwoordigers daarvan, landbouwbestuurders, vertegenwoordigers van de GD en een bestuurder van de GD-beheersstichting, met andere bestuurders en met artsen. Ook allemaal burgers uiteraard, maar niet getroffen door de Q-koorts.

Ik kan er maar één verklaring voor vinden en ga daarbij uit van mijn eigen situatie: in het eerste jaar van mijn ziekte was ik niet in staat informatie tot me te nemen, te lezen, tv te kijken, te schrijven, auto te rijden of wat dan ook. Onbekwaam om helder te denken en überhaupt te functioneren. De overheid moet dat geweten hebben want ze heeft de commissie geen opdracht gegeven getroffen burgers bij de evaluatie te betrekken.

Het kabinet heeft het rapport op 26 november 2010 omarmd. Maar het houdt veel opties open en weidt uit over mogelijkheden, robuuste structuren, geschikte kaders en veel enerzijds/anderzijds afwegingen. Beschouwingen zonder de bevolking meer zekerheden te geven. Want zegt het kabinet: de risico’s verbonden aan zoönosen zijn nooit nul. De afweging tussen risico’s voor de volksgezondheid enerzijds en effectiviteit en maatschappelijke gevolgen van mogelijke bestrijdingsmaatregelen anderzijds, zal ook in de toekomst met grote onzekerheden omgeven zijn. Geen handreiking, maar vast een voorschot op komend onheil.

9. Gevolgen voor de burger
Vele mensen zijn zwaar getroffen.
Het is niet gewaagd te veronderstellen dat er meer dan 100 mensen zijn overleden, 75 met zekerheid en de overigen voordat men met registreren begon.

Inmiddels zijn er 478 chronische zieken met de ernstige levensbedreigende variant, met als verschijnselen endocarditis, geïnfecteerde aneurysmata van de aorta met fatale rupturen. Excuses voor deze medische termen, die de zeer ernstige gevolgen van besmetting aanduiden.

Ook nu nog komen er steeds ernstig chronisch zieken bij, jaren na de epidemie. Het gaat dan om mensen die destijds besmet zijn geraakt, vervolgens niet ziek zijn geworden, maar nu, jaren na dato, wel. Door dat asymptomatische ziektebeeld is het vaak extra lastig om de ziekte tijdig en adequaat op te sporen en te behandelen.

Onbehandeld leidt dat, zo u weet, onherroepelijk tot de dood. De chronische Q-koorts is behandelbaar, maar niet te genezen.

Daarnaast zijn er nog de mensen, die kampen met QVS, het Q- koorts vermoeidheidssyndroom, dat in een aantal gevallen invaliderend kan zijn. Werd er destijds van uit gegaan dat mensen met deze aandoening na maximaal vijf jaar zouden zijn genezen, allengs zijn de voorspellingen daarover uit beeld verdwenen. Ik kan u zeggen dat ook na ruim 7 jaar de symptomen nog volop aanwezig zijn en ik ze dagelijks ondervind.

Mensen zijn uit het werk geraakt, alleenstaanden, mensen met partners en kinderen die natuurlijk ook de gevolgen ondervinden als hun ouders te ziek zijn om te werken en zo van de bijstand moeten gaan leven.

Jongeren hebben hun studie moeten afbreken of kunnen deze niet dan met grote vertraging en inspanningen voortzetten. Ondernemers hebben hun bedrijf op moeten geven.

Velen van de getroffenen zitten al jaren in de ellende, zijn desolaat en wanhopig; zitten financieel aan de grond, zijn fysiek een wrak, boos, gefrustreerd, voelen zich onbegrepen. Hun klachten worden niet herkend en erkend, niet door de instanties, niet door de overheid, niet door hun omgeving.

Nederland heeft volgens de huidige minister Schippers echter prima regelingen om hen adequaat op te vangen. Twee vragen heb ik daarover aan haar:

Waarom vallen deze slachtoffers daar vervolgens regelmatig buiten? Omdat de verzekeringsinstanties zich geen raad weten met de klachten, de ziekte niet erkennen en herkennen, geen precedentwerking willen en daarom deze mensen aan hun lot overlaten en van het kastje naar de muur sturen. De UWV en de verzekeringsartsen erkennen de richtlijn QVS niet eens! Deze opstelling van instanties en overheid bevordert het herstel niet, maar belemmert deze juist, al jarenlang.

En waarom gelden deze door de minister zo geprezen regelingen niet voor alle Nederlanders? Waarom zijn er in dit geval twee soorten burgers? De gelaedeerden die moeten vechten om erkenning door het UWV alvorens in aanmerking te komen voor die regelingen? En burgers, zijnde geitenboeren, die bovenop die prima regelingen van de minister extra vergoedingen krijgen? Is dat toeval, willekeur, meten met twee maten?

Edelachtbaar college, ik rond af.

De Nederlandse staat heeft in de aanpak van de Q- koortsuitbraak jarenlang geen rekening gehouden met haar burgers. Zo heeft hij hen vanaf 2005 tot eind 2009 niet geïnformeerd. Toen dat in december 2009 eindelijk gebeurde, waren er duizenden ziek geworden en mensen gestorven, dus veel te laat. Vervolgens was de burger óók bij de evaluatiecommissie Van Dijk niet in beeld en werd dus niet gehoord. De burger was door het kabinet buiten de opdracht aan de commissie Van Dijk gelaten. Want de volksgezondheid stond niet voorop. En mede op basis van adviezen van deze commissie hebben achtereenvolgende bewindslieden elke aansprakelijkheid ontkend en afgewezen. De Staat heeft in de Q-koortsaanpak de burgers niet betrokken: het was over hen en zonder hen, tot op de dag van vandaag. De brief van minister Schippers van 23 september 2016 om de genomen maatregelen in najaar 2016 in het deskundigenberaad te gaan bespreken belooft niet veel goeds. De burger lijkt te zijn verworden tot een bedrijfsrisico voor de agrarische sector. Dat is de wereld op zijn kop.

Ziek worden is lastig en moeilijk te accepteren. Ziek worden in de wetenschap dat veel voorkomen had kunnen worden als adequaat gehandeld en gecommuniceerd was, zowel door overheid als geitenboeren, is onverteerbaar. Er is een ernstige inbreuk gepleegd op de lichamelijke integriteit van mij en zeer velen. Een aantal van hen is hier op de zitting en kijkt met mij naar u, vertegenwoordigers van de onafhankelijke rechterlijke macht in Nederland, erop vertrouwend dat u tot een oordeel komt waarin aandacht is voor hun kant van de zaak, die nu bijna tien jaar door de overheid en de boeren onder het vloerkleed is geschoven.

17 oktober 2016 Bert Brunninkhuis